De nieuwe meldingsplicht voor kleine graaf-, bagger- of ruimingswerken.

10.05.2019

Sinds 1 april 2019 is het nieuwe VLAREBO van start gegaan. Één van de nieuwigheden is de melding van het transport van bodemmaterialen afkomstig van kleine graaf-, bagger- of ruimingswerken.

Het oude VLAREBO voorzag enkele uitzonderingen waarin de grondverzetsregeling niet gevolgd moest worden. Om de handhaving te verbeteren werd met de komst van het nieuwe VLAREBO echter beslist om voor deze uitzonderingen een nieuwe meldingsplicht in te voeren. Dit houdt in dat sinds 1 april 2019 ook het transport van bodemmaterialen afkomstig van kleine graaf-, bagger- of ruimingswerken moet gemeld worden aan een erkende bodembeheerorganisatie zoals Grondwijzer vzw. De melding bevat volgende gegevens:

  1. de identiteit van de uitvoerder van de werken;
  2. de identiteit van de vervoerder;
  3. de datum van transport van de bodemmaterialen;
  4. de plaats van oorsprong van de bodemmaterialen;
  5. de plaats van bestemming van de bodemmaterialen;
  6. de totale hoeveelheid bodemmaterialen waarop de melding betrekking heeft.

 

De regelgeving stelt dat de melding moet gedaan worden door de uitvoerder van de werken en dit vóór de start van het transport. Na de uitvoering van de werken moet de uitvoerder de hoeveelheid geleverde bodemmaterialen aan de erkende bodembeheerorganisatie melden. Ook dient de uitvoerder te beschikken over een verklaring van de bouwheer dat er geen technisch verslag moet opgemaakt worden.

De melding is enkel verplicht voor elk professioneel transport van bodemmaterialen met voertuigen (of voertuigcombinaties) vanaf 3,5 ton MTM.

Opgelet:

Ook indien de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is, moeten de bodemmaterialen voldoen aan de voorwaarden voor gebruik als bodem en als bouwkundig bodemgebruik. Dit houdt o.a. in dat in sommige gevallen de bodemmaterialen pas kunnen worden toegepast na afzeving van de niet-natuurlijke stenen, steenachtige en/of andere bodemvreemde materialen.

Indien tijdens de bagger-, ruimings- of graafwerken alsnog een zintuiglijk waarneembare bodemverontreiniging wordt aangetroffen, dienen terstond de nodige maatregelen te worden getroffen om de verspreiding van verontreiniging te voorkomen. Indien ter hoogte van te baggeren, te ruimen of te ontgraven zone een vermoeden van verontreiniging bestaat (o.b.v. regionale kenmerken, historiek, bestaande onderzoeksgegevens, …) is het ook aangewezen om de vrijgekomen bodemmaterialen toch als verdacht te beschouwen.

 

Meer vragen? Aarzel niet ons te contacteren!

 

Deel dit bericht: 
Deel dit bericht